Door Jacob Bergsma
Op Tweede Kerstdag is – na een kort ziekbed – William E. Sheridan overleden. Als Bill Sheridan was hij in Nederland toonaangevend clubcoach bij Punch, EBBC en Donar in de bloeiperiode van het Nederlands basketball. Twee jaar lang was hij succesvol bondscoach.
Met het verlies van Sheridan is ook de passie voor de basketbalsport een beetje gestorven. Bij Sheridan ging het om strijd, gepassioneerde strijd, om competitie. Altijd en overal. Sheridan: “Een goede competitie, daar draait het om. Ik houd van strijd. Trainingen haat ik”, zei hij ooit in het Algemeen Dagblad. Kees Akerboom kon dat onderschrijven. In 1991 zei Akerboom over Sheridan: “Een coach van veel praten, weinig lopen. Bij Ton Boot was dat precies andersom.”
Weinigen konden zich langs de lijn zo gepassioneerd druk maken als Bill Sheridan. De arbitrage moest het menigmaal ontgelden. ‘Hoogtepunt’ was het jasje dat hij ooit uittrok en met een theatraal gebaar op de speelvloer smeet.
Competitie. Dat zat in iedere vezel van het lichaam van Bill Sheridan. Competitie op alle niveaus. Zijn drang tot veranderen (om te verbeteren) strandde echter regelmatig bij dovemansoren. Geconfronteerd met onwillige bestuurderen slaagde hij er maar met moeite in zijn emoties onder controle te houden. Dan schudde hij zijn weelderige haardos in onbegrip.
Tekenend was de manier waarop Bill Sheridan naar Nederland kwam. De Belg René Mol probeerde de NBB te helpen bij zijn opvolging door Sheridan als kandidaat-bondscoach naar voren te schuiven. Maar NBB-voorzitter Ruud Frese zag geen heil in de komst van een Amerikaanse ‘assistent’ van Virginia Technical Institute. De nieuwe bondscoach moest van naam en faam zijn, niet ‘slechts’ een assistent. Zelfs niet wanneer die ‘assistent’ kon bogen op de eindzege in het NIT-toernooi.
Terwijl Jan Bruin als interim-coach en ‘koning zonder wedstrijden’ werd aangehouden, werd met de aanstelling van een nieuwe bondscoach geschutterd bij het leven. Frese gokte op de Pool Witold Zagorski, maar Zagorski kreeg geen toestemming Polen te verruilen voor Nederland. Vervolgens tekende de Amerikaan Howie Landa een contract, maar hij kwam voor geen enkele training, laat staan een wedstrijd, opdagen. Landa koos na negen maanden contract bij de NBB (zonder zich in die periode ook maar één keer in Nederland te vertonen) voor een Italiaans clubteam. En Nederland zat zonder bondscoach...
In september 1974 werd Bill Sheridan alsnog aangesteld door de NBB. Hij moest nog wel wat leren. In zijn eerste grote interview in het Algemeen Dagblad zei hij over de kwaliteit van basketbal in Nederland tegen ene Jan Wringer, die kennelijk zonder kennis van zaken naar het basketbal was gestuurd: “Neem Akkerman, dat is een beste schutter.”
Dat hij met Akkerman – Kees Akerboom – goud in handen had, dat hoefde je Sheridan niet uit te leggen. Sheridan kon bovendien profiteren van de kwaliteiten van de Nederlandse Amerikanen. Team building zag hij dan ook als zijn voornaamste opdracht, waarna de resultaten zouden volgen. Sheridan: “Er zijn in Nederland spelers van grote individuele klasse. Het is mijn taak die spelers te bundelen tot een team waar spirit in zit.” Spirit zat in al zijn teams.
Op 17 december 1973 was Sheridan op Schiphol geland, om bij het Delftse Punch de opvolger te worden van Dolf Pouw. Want in Delft hapten ze wel onmiddellijk toe op de tip van René Mol. En oud-international Pouw had er niet zoveel problemen mee plaats te moeten maken. Onder Sheridan won Punch dat seizoen 16 competitie- en bekerwedstrijden op rij en pakte in 1974 de zege in de eindstrijd om de NBB Beker. Waarna het NBB-bestuur niet meer kon volhouden dat Sheridan te ‘onbetekenend’ was om bondscoach te kunnen worden.
In het eerste Delftse jaar van Sheridan (1973-1974) eindigde Raak Punch als derde in de competitie. Een jaar later was de ploeg landskampioen. Een grote sprong voorwaarts. Sponsorperikelen deden de Delftse ploeg in het seizoen 1975-1976 op de vierde plaats eindigen, wat gezien alle sponsorperikelen een knappe prestatie was.
Bill Sheridan lééfde in Delft. Hij vond er zijn vrouw (zijn kinderen werden in Nederland geboren), speelde in het tweede van Punch, coachte het eerste en de junioren en nam ook nog drie meisjesteams van de club onder zijn hoede.
Als hartstochtelijk basketbaladept had Sheridan zijn hart gelijktijdig verpand aan het honkbal. Bij Storks stond hij op de heuvel (als opvolger van de naar Amerika vertrokken, legendarische pitcher Win Remmerswaal) of op het eerste honk. En ja, het Nederlands basketbalteam kon er ook nog wel bij…
In 1976 stapte Bill Sheridan van Delft over naar Den Bosch. Na de tweede plaats in zijn eerste seizoen begonnen de Brabanders in de eerste editie van de play-offs in 1978 als favoriet. Den Bosch en Leiden – niemand twijfelde aan deze twee finalisten – hadden zelfs al afspraken gemaakt over het spelen van de beslissingswedstrijd in de finale van de play-offs in het Rotterdamse sportpaleis Ahoy. Maar de nummer één van de reguliere competitie, EBBC, ging in de halve finales snoeihard onderuit tegen Tripper Jeans Delft. Uitgerekend de vorige werkgever van Sheridan…
Ontgoocheld moest Sheridan terug naar Amerika. Ton Boot werd zijn opvolger in Den Bosch. EBBC-voorzitter Rinus de Jong en Bill Sheridan spraken niet meer met elkaar, omdat Sheridan zich openlijk tegen de komst van Danny Cramer had gekeerd. Die was in zijn ogen veel te duur, wat onrechtvaardig zou zijn voor de rest van de selectie. “Er is maar één cake”, zei Sheridan, “en als één speler daar zo’n grote hap uit neemt…” Toch toonde Sheridan zich bij zijn afscheid groots: “Als ik ooit in Nederland terugkom, zal dat bij Den Bosch zijn. Op die manier wil ik die club mijn loyaliteit tonen.”
Maar zijn desillusie was onpeilbaar en bovenal ingegeven door de manier waarop hij eerder door de NBB aan de dijk was gezet. Op 25 oktober 1974 had hij in Kopenhagen zijn eerste interland afgesloten met een 97-60 zege op Denemarken. En vervolgens was Oranje gepromoveerd naar de rangen van de A-landen, waardoor Nederland in 1975 mocht deelnemen aan het Europees Kampioenschap in Split en Belgrado. De groeistuipen van Oranje kwamen Sheridan weliswaar op kritiek te staan (ook van binnenuit), maar hij hield met volle overtuiging vast aan de ingezette lijn. En passant werd Marokko in een officiële EK-kwalificatiewedstrijd (de Europese basketbalgrenzen liepen destijds nog niet zoals nu) met 134-54 verslagen: de grootste zege ooit van het Nederlands team.
In 1976 slaagde Sheridan bijna, bijna, bijna in wat de allergrootste stunt van het Nederlands basketbal had kunnen zijn. In het Canadese Hamilton plaatste Oranje zich op een haar na voor de Olympische Spelen van 1976 in Montreal. Na de zege op Brazilië (95-90) stond alleen Tsjechoslowakije nog in de weg. Op 3 juli 1976 ontbrak het Nederland aan één zege (de Tsjechen wonnen met 79-90) om zich te kwalificeren voor Montreal.
Vervelend voor Sheridan was dat zijn prestaties met Oranje zich grotendeels buiten het blikveld afspeelden. Hij coachte Oranje in 56 officiële interlands en won er 33 (59 procent winstpercentage). Slechts 4 van die 56 interlands werden in Nederland afgewerkt (met een 2-2 record). Voor Sheridan zelf was dat onbelangrijk: het ging immers om competitie. Van competitie werd je hechter en sterker. En als die competitie buiten de landsgrenzen gevonden kon worden, dan speelde Nederland uitwedstrijden.
Na de wereldprestatie in Hamilton werd Sheridan de deur gewezen. “Schandalig”, schreven de kranten. Ineens kwam de NBB met de stelling op de proppen dat een clubcoach geen bondscoach kon zijn. En dat, terwijl de coach van de vrouwen ook clubcoach was en Gerrit Zwezerijnen (binnen een half jaar na het ontslag van Sheridan) in zijn rol van clubcoach werd aangesteld als assistent-bondscoach! Dat raakte Sheridan zeer, hij begreep er helemaal niks van, al zag hij er geen reden in om na te trappen. Hij huldigde het principe: als je ergens weggaat, zorg dan dat je altijd terug kunt komen.
En dat kwam hij. Niet bij Oranje, wel bij Den Bosch. Na stevige onderhandelingen. De eerste toenaderingspogingen van EBBC in 1980 om Sheridan Boot te laten opvolgen liepen op niks uit, maar dat gold ook voor het polsen van ‘alternatieven’ uit de Europese top. Halverwege juni 1980 zeiden De Jong en Sheridan beiden alsnog ‘ja’ en was de terugkeer een feit.
Het werden twee roerige seizoenen. Het eerste werd in 1981 afgesloten met het landskampioenschap, het tweede eindigde in een deceptie. In Groningen doorbrak Donar met een 79-78 allesbeslissende zege de hegemonie van Den Bosch. Jan Dekker probeerde de laatste aanval solo te forceren, maar het laatste schot van het seizoen raakte slechts de ring en sponsor Nationale Nederlanden nam in Groningen afscheid met de landstitel.
En Den Bosch wederom van Sheridan… Al in februari 1982 kreeg Sheridan van Rinus de Jong te horen dat hij niet langer gewenst was in Den Bosch. Voorzitter en coach keken elkaar vanaf dat moment niet meer aan, groetten elkaar zelfs niet meer. Toch bleef Sheridan trouw aan zijn hunkering naar ‘competitie’. Voor de start van de finaleserie tegen Donar zei hij tegen Mart Smeets (toevalligerwijs allebei jarig op 11 januari): “Dat ik weg moet, ontslaat me niet van het idee te proberen kampioen te worden.”
Het was vooral de reeks Europese topduels in het seizoen 1981-1982 die De Jong aan het twijfelen had gebracht. Sheridan coachte 48 wedstrijden van Nederlandse clubs in de Europese bekertoernooien. Hij won er 26, maar de zegeteller stokte in het laatste seizoen bij Nashua Den Bosch. In 1980-1981 gingen ploegen als Bosna Sarajevo, Real Madrid, Maccabi Tel Aviv, CSKA Moskou en Sinudyne Bologna met regelmaat voor de bijl, maar in het seizoen 1981-1982 was de oogst tegen Partizan Belgrado, Maccabi Tel Aviv, Barcelona, Squibb Cantu en Panathinaikos in de halve finalegroep van de Europa Cup I in de ogen van De Jong te mager. De Jongs heimwee naar Ton Boot kreeg tijdens de Europa Cupwedstrijden de overhand.
Sheridan op zijn beurt nam in het seizoen 1982-1983 bij Donar de plek van Maarten van Gent over. Sheridan tekende een éénjarig contract met een optie voor nog twee seizoenen, op voorwaarde dat in Groningen een opvolger gevonden zou worden voor sponsor Nationale Nederlanden. Dat lukte niet. Sheridan eindigde met Donar in 1983 knap als vierde, maar het wegvallen van het sponsorloze Donar uit de Eredivisie betekende ook Sheridan’s laatste tussenstop in Nederland.
Hij vond emplooi in Engeland, in Brighton. Tijdens de derde Haarlem Basketball Week was Sheridan kortstondig terug in Nederland. Met Nissan Worthing uit Brighton, een gezelschap dat in Haarlem weinig potten kon breken. Tegen wie het horen wilde, betuigde Sheridan zijn liefde voor Nederland, maar de clubs hapten niet toe. Hij werd nog wel een keer genoemd als kandidaat bij GOBA, toen René van der Wielen daar aan de kant was gezet. Maar serieus werd het in Gorinchem niet. Hij zette zijn netwerk nog wel in om Nederlanders te helpen (hij hielp bijvoorbeeld Annette Keur bij haar overgang naar UCLA), maar de hoop in Nederland als coach aan de slag te kunnen vervloog met de jaren.
In 1994 keerde hij kortstondig terug in Nederland. Dit keer met Litouwse Silute, waarmee hij nog wat kleur probeerde te geven aan de volstrekt mislukte eerste editie van de Zoetermeer Basketball Classic van Charis Sideris, een van zijn oud-spelers in Delft. Decoderzender FilmNet/Supersport maakte rond dat toernooi een heimwee-reportage met Sheridan, die praatte over ‘petaat met’ en ‘frikkedel’. Toen hij aan het einde van die reportage uit beeld liep, zong James Taylor:
“I’ve been wanderin’ early late
From New York City to the Golden Gate
And it don't look like
I’ll ever stop my wanderin’”
Dat was waar hij vandaan kwam. Geboren op 11 januari 1942 in Brooklyn. Zijn jeugd bracht hij grotendeels door in West-Brighton, dezelfde naam waar hij na zijn Nederlandse jaren in Engeland terechtkwam. Hij speelde basketbal vanaf zijn tiende, ging naar St. Peter’s High en werd daar in 2001 opgenomen in de Hall of Fame. Sheridan was zo trots, dat hij zich – bij hoge uitzondering – voor die ceremonie kleedde in een smoking. Bovendien had hij van alle tegenstanders uit zijn jeugd één vertegenwoordiger voor het bijwonen van de ceremonie uitgenodigd.
Tijdens zijn dienstplicht speelde hij basketbal en honkbal bij het US Marine Corps. Wijselijk verkoos hij de legerbasis boven de Vietnamoorlog. Gedurende zijn collegejaren was hij aanvoerder van Fordham University.
Voor een hele generatie was Sheridan een belangrijke captain van het Nederlands basketbal. Zij die ‘Hamilton 1976’ hebben meegemaakt, praten er nog steeds over. Heel veel tastbare eer van zijn werk heeft Bill Sheridan in Nederland niet mogen ontvangen. Twee keer – in 1975 en 1977 – werd hij uitgeroepen tot Coach van het jaar. Geen rijke oogst voor een coach met zo’n rijke historie. En zeker niet voor een coach die zijn schouders heeft geleend om er de bloeiperiode van het Nederlands basketbal mede op te kunnen bouwen.
Bill Sheridan overleed op tweede kerstdag in Lynchburg, Virginia. Hij werd 78 jaar.