Door Ronald van Dam
Bloed verzengend heet was het in de Vijf Meihal. Arvin Slagter hing kotsend over de reclameborden en Toon van Helfteren dreef zo’n beetje uit zijn met zweet doordrenkte pak. Zo’n dag was het negen jaar geleden op zondag 29 mei, toen Zorg en Zekerheid Leiden de landstitel voor zich opeiste door in de zevende wedstrijd na liefst drie verlengingen Donar te onttronen.
De strijd om de basketbaltitel bij de mannen zou zonder coronacrisis dezer dagen zijn hoogtepunt hebben bereikt. Nu er dit seizoen geen kampioen komt in de Dutch Basketball League, blikken wij terug op een van de meest spectaculaire finales ooit in de geschiedenis van het Nederlandse basketball. Die van het seizoen 2010/2011 tussen Zorg en Zekerheid Leiden en Donar. Dat doen we met Toon van Helfteren en Arvin Slagter, destijds coach en speler van Leiden. Van Donar spraken we coach Marco van den Berg en de Amerikaan Jason Dourisseau, inmiddels een halve Nederlander. En we belden ook met basketbaljournalist Jan van der Nat, destijds de perschef bij Leiden.
Laten we eerst Zorg en Zekerheid Leiden in het perspectief zetten. Leiden, dat met sponsor Parker en de landstitel in 1978 de hoogtijdagen van het clubbasketball bij de mannen had beleefd, zag in 2006 na achttien jaar wachten het eredivisiebasketball terugkeren in de stad. Volgens Jan van der Nat was het Rob Knijnenburg, de man achter het befaamde Blitz-toernooi in Voorschoten, die zijn neef Theo, actief in de businessclub bij de Leidse voetbal derdeklasser DoCoS, op de marktwaarde van het basketball attendeerde. “Rob zei tijdens een verjaardagsfeestje tegen Theo: ‘Als je het Leidse bedrijfsleven wilt interesseren, moet je iets met basketball gaan doen. Dat is in Leiden en omgeving altijd een grote sport geweest’. Het was een opmerking met grote gevolgen.”
Toon van Helfteren, als speler nog MVP van de eredivisie geworden in 1986 bij Elmex Leiden, arriveerde eind 2008 bij de Leidse club als coach, keek het een half jaar aan en veroverde – nadat de bezem door de ploeg was gehaald – in 2010 de nationale beker met zijn team. Dat was de eerste prijs van het herboren Leiden. “Met spelers als Danny Gibson, Seamus Boxley en Ronny LeMelle wonnen we toen in de halve finale van Donar, dat was al bijzonder. We hebben toen veertig minuten in een zone gestaan en ik zag toen al dat een aantal van hun Amerikanen niet stressbestendig was. Die zone hebben we nadien niet veel meer gebruikt, maar ik had toen al het idee: het kan dus, winnen van Donar.”
Toon van Helfteren overlegt met Terry Sas (links) en Arvin Slagter tijdens de zevende wedstrijd in de kokende Vijf Meihal.
Dan de GasTerra Flames, beter bekend als Donar. De Groningers, ook al kampioen in 1982 en 2004, begonnen als titelhouder aan het seizoen 2010/2011. Marco van den Berg, wederom de hoofdcoach, had met Robby Bostain, Matt Haryasz, Matt Bauscher en Jason Dourisseau vier van zijn Amerikanen weer terug. Zijn ploeg domineerde de eredivisie en verloor maar drie competitieduels. “We wonnen in de EuroCup van Cantu en Galatasaray en verworven snel aanzien in Europa. Totdat het bestuur halverwege het seizoen besloot mijn tweejarig contract niet te verlengen, omdat mijn ‘houdbaarheidsdatum’ in hun ogen was verlopen. Dat inzicht hadden ze opgedaan na hun ervaringen met Ton Boot. Toen dat eenmaal in de publiciteit belandde, was de geest uit de fles.”
In de titelstrijd is 16 april 2011 een cruciale datum. Het is de laatste dag van het reguliere seizoen en Donar loopt bij De Friesland Aris na twee verlengingen tegen een 92-88 nederlaag op. Het is de tweede keer dat de Groningers dat seizoen in Leeuwarden de punten laten liggen en een week eerder is er ook al voor het eerst in vier ontmoetingen thuis van Leiden verloren. Door de nederlaag bij Aris verspeelt Donar de eerste plaats op de ranglijst aan Leiden en dus het eventuele thuisvoordeel in de finale van de play-offs, mochten de Leidenaars en de Groningers tegenover elkaar komen te staan. Precies dat gebeurt als Leiden via ABC Amsterdam (2-0) en de Magixx uit Nijmegen (3-1) zich voor de eindstrijd plaatst. Donar bereikt de finale ten koste van BS Weert (2-1) en EiffelTowers Den Bosch (3-2).
Volgens Van den Berg was die nederlaag bij Aris symbolisch voor wat er volgde na het bestuursbesluit om zijn contract niet te verlengen. “De magie was verdwenen, we waren dat onoverwinnelijke kwijt.”
Van Helfteren: “Wij waren die dag met Leiden een kwartier eerder klaar en ik weet nog dat we met zijn allen, samen met de fans, in de hal zijn blijven zitten om een scherm naar de live stats te zitten kijken. Toen Donar verloor en daarmee het thuisvoordeel kwijt raakte, kreeg ik het gevoel dat het nu wel eens onze beurt zou kunnen zijn.”
Ook volgens Jason Dourisseau, op dat moment bezig aan zijn tweede seizoen bij Donar, was er iets veranderd. “Het besluit van het bestuur om niet met Marco door te gaan, heeft ongetwijfeld invloed gehad, al is het geen excuus. Het zorgde in elk geval voor verkeerde afleiding. En we kwamen natuurlijk van een geweldig seizoen af, met de landstitel op zak. Misschien was er ook zelfgenoegzaamheid in de ploeg geslopen. Niet elke professional kan daar goed mee om gaan.”
Van den Berg: “We speelden duidelijk minder na dat besluit. Het succesmodel was doorgeprikt. Misschien had ik een alternatief winstmodel moeten installeren. We waren een vechtmachine, coach en spelers, rolden tegenstanders op met uptempo basketball. Behalve talent, had het team ook een collectieve intelligentie opgebouwd. Maar in hoeverre willen spelers nog als ze weten dat de coach weggaat, als de stok achter de deur weg is? De hoofdcoach is een symbool voor onverzettelijkheid. Gaat die weg, dan voel je dat. Misschien had ik daar anders mee om moeten gaan.”
Marco van den Berg en links naast hem Jason Dourisseau eerder in het seizoen bij een duel van Donar (foto Pepijn van den Broeke).
De best-of-seven serie om de titel begint op zaterdag 14 mei. De teams zijn aan elkaar gewaagd. Om en om wint de thuisploeg – Leiden scoort in de eerste zes duels 448 punten, Donar 447 – en het komt aan op de zevende wedstrijd, op een dag dat in Nederland de veertig graden wordt aangetikt en de temperatuur in de met ruim tweeduizend toeschouwers stijf uitverkochte Vijf Meihal oploopt naar 35 graden. De dan pas 25-jarige Arvin Slagter, na vier seizoenen Rotterdam en drie in Bergen op Zoom bezig aan zijn eerste Leidse jaar – hangt ineens kotsend over de reclameborden.
Van Helfteren: “Het eerste beeld dat me te binnenschiet als ik aan die wedstrijd terugdenk, is Arvin die moet overgeven. Daarna het beeld van mijn pak dat je uit kon wringen. Waarom had ik bij die temperatuur in hemelsnaam een pak aangetrokken?”
Slagter: “We hadden een zwaar seizoen achter de rug, de finaleserie tegen Groningen was zo intens. Vanwege de live-uitzendingen bij de NOS speelden we de laatste vier duels twee weekenden achter elkaar, back-to-back, in de middag. Het was bloedheet, de vermoeidheid, je pusht jezelf tot het uiterste, alles kwam er op dat moment uit. Maar nadat ik had overgeven, ben ik gewoon weer het veld in gegaan.”
De wedstrijd eindigt na veertig minuten in 69-69. Overtime! Na 11-11 in de eerste verlenging, 6-6 in de tweede, staat het in die historische derde verlenging na twee rake vrije worpen van Donar-guard Robby Bostain tien seconden voor tijd 96-95. Matt Bauscher zet meteen daarna met een persoonlijke fout de Leidse Amerikaan Monta McGhee aan de andere kant van het veld op de vrije worplijn.
Slagter: “We hadden een krappere selectie dan Donar, maar wel een team waar het niet leuk tegen spelen was. Het was een stel vechters, wat je van een ploeg van Toon kunt verwachten. We hadden een goede balans. Terry Sas, Worthy de Jong, Ross Bekkering en ik vormden de Nederlandse kern. Jesse Smith, Seamus Boxley, Thomas Jackson en Monta McGhee waren onze Amerikanen. Jackson was de stille kracht die het team beter maakte, maar ook zelf excelleerde als het moest. McGhee was de vocale leider, in woord en daad.”
De ontlading in de Vijf Meihal is groot en prachtig als de landstitel voor het eerst sinds 1978 weer naar Leiden gaat.
Monta McGhee mist de eerste vrije worp. Langs de lijn trekt Van Helfteren een moeilijk gezicht. Stel dat McGhee de tweede wel maakt, kan Donar met een gewone score weer langszij komen en met een driepunter zelfs winnen.
Van Helfteren: “Waar Donar met tien man speelde, had ik de rotatie teruggebracht naar acht spelers. Ik denk dat je daar in een serie beter mee uit de voeten kan. Als het erop aan komt wil je met je beste mensen spelen.”
Dourisseau: “Ik herinner me vooral de vele persoonlijke fouten en onze vijftien gemiste vrije worpen. Op het eerste hadden we geen invloed – de Nederlandse scheidsrechters fluiten graag en veel, heb ik toen al geleerd – op het tweede wel.”
Monta McGhee mist ook zijn tweede vrije worp. Met opzet. Hij gaat meteen in de rebound en krijgt de bal die van links van de ring springt als eerste te pakken.”
Van den Berg: “We gaven een rebound uit een vrije worp weg, dat gebeurde ons nooit. Het beste voorbeeld dat ons succes aan erosie onderhevig was.”
Dourisseau: “Hij wist dat hij ging missen en sprong erop. Ik had al vijftig minuten in het veld gestaan. Misschien beïnvloedde dat mijn reactietijd.”
Van der Nat: “Ik zie nog voor me hoe McGhee bijna met bal en al op de perstafel landde.”
Van Helfteren: “We hadden met het team ’s ochtends vroeg een wandeling gemaakt op de boulevard van Katwijk en daarna samen ontbeten bij een hotel in Leiden, een erfenis van mijn eigen tijd als speler. Tijdens het EK in 1987 moesten we in de verliezerspoule om 10.00 uur tegen het gastland Griekenland spelen. Onze teamarts was toen voormalig hordenloper Frank Nusse. Atleten zijn tijdens grote toernooien soms al heel vroeg aan de beurt en staan dan voor dag en dauw op. Op zijn advies wandelden we toen met het Nederlands team om half zes ’s ochtends al door de doodstille straten van Athene. Ik heb dat van hem overgenomen in bepaalde situaties, ook tijdens de laatste duels van die finale in 2011. Na het ontbijt heb ik de jongens weer naar huis gestuurd met het uitdrukkelijke verzoek om niet meer te gaan slapen. Misschien heeft dat invloed gehad bij die laatste vrije worp.”
Slagter: “Hij wilde dat iedereen fris was. Iets dat werkt, houd je vast, het is een soort bijgeloof. Dat is sporters eigen. Dat uitwaaien en samen ontbijten gaf Toon de kans de controle te pakken in die korte tijd die er nog was.”
De selectie van Zorg en Zekerheid Leiden met de kampioensmedailles tussen de tanden, 'een team waar het niet leuk tegen spelen was'.
Monta McGhee heeft de bal, dribbelt naar de zijkant en passt naar Thomas Jackson. Die gooit de bal naar de andere kant van het veld naar Ross Bekkering en via Terry Sas belandt de bal weer bij McGhee die uitzinnig van vreugde begint te rennen. De klok staat op nul, het scorebord op 96-95 en Leiden mag zich voor het eerst sinds 1978 weer kampioen van Nederland noemen.
Van den Berg: “Dat bestuursbesluit leidde uiteindelijk wel toch een prachtige play-offserie. Maar ik denk dat we anders met 4-0 hadden gewonnen. Voor het Nederlands basketball was dit een cadeau. Leiden is een echte volksclub. Zij waren hongerig en op jacht, wij de ploeg die de titel verdedigde. Je gunt het de club, en Toon die al als coach al twintig jaar op de titel aasde. Mooi voor Leiden, maar bij mij heeft het een bitterzoete nasmaak nagelaten. Het bleek uiteindelijk mijn laatste wedstrijd als coach in de Nederlandse eredivisie.”
Slagter: “Elke titel heeft een bepaalde betekenis, die win je niet op het moment zelf, maar met de weg ernaar toe, om in die positie te komen. Het was mijn eerste, dus deze staat zeker in mijn persoonlijke top drie. Dat zevende duel was een van de krankzinnigste waarin ik ooit heb gespeeld. We waren greedy, durfden elkaar de waarheid te vertellen, maar hadden ook een blind vertrouwen in elkaar. Als al die battles op de training dan leidden tot het kampioenschap na triple overtime in wedstrijd zeven, is dat de ultieme beloning.”
Van Helfteren: “Deze titel was heel welkom, want als speler heb ik er te weinig gewonnen. Mijn enige kampioenschap pakte ik in 1975 met Punch. We dachten dat er nog wel een paar meer zouden volgen, maar toen kwam Theo Kinsbergen met zijn Amstelveen op de markt.”
Dourisseau: “We waren er zo dicht bij. Twee teams die zo hard vechten en het komt dan tot drie verlengingen in de zevende beslissende wedstrijd. Dat is sport op zijn best. Het is nog steeds pijnlijk en ik heb de wedstrijd daarna nooit meer teruggekeken. Maar ik heb de Vijf Meihal met opgeheven hoofd verlaten, ben er trots op dat ik van die geweldige finale deel heb uit mogen maken.”
Van der Nat: “Ik had aan het begin van het seizoen niet het idee dat Leiden een kampioensteam had. In 2006, toen het eredivisiebasketball weer terugkwam in Leiden, kopte het Leidsch Dagblad iets in de trand van: we hebben geen team, geen hal, geen coach en geen hoofdsponsor, maar over vijf jaar zijn we kampioen van Nederland. Iedereen kan dat roepen. Hoe bijzonder is het dan dat precies vijf jaar later dat ook gebeurde.”
Geniet nog eens na van een van de krankzinnigste wedstrijden ooit in de geschiedenis van het Nederlandse basketball.
Een woord van dank gaat uit naar Peter van der Velde voor het regelen van de foto's. En naar Richard Koolen, de fotograaf.